Ik weet niet waar ik kijken moet. Ik zie een bank! Die heb ik geen weken meer gezien. Ik zie een foto aan de wand, afgedrukt op canvas. Zwart-wit. Twee mensen op de foto. Een stelletje, te zien aan de innige omhelzing. Echt traditioneel lijkt het niet. Eerder ordinair.

Zij draagt meer make-up dan dat ze kleding draagt. Hij staat achter haar, terwijl zij verliefd in zijn armen hangt. En er is een zonsondergang. Het doet me een beetje denken aan zo’n foto die stelletjes maken als ze samen op vakantie zijn in Turkije, ook bij zonsondergang.

Het is iets wat ik nog niet eerder ben tegengekomen in Iran, een kitsch foto als deze. Maar goed, we waren ook nog niet eerder in Teheran, de Iraanse hoofdstad, geweest. Na twee weken door Iran te hebben gereisd, is Teheran onze eindbestemming.

Waar is iedereen?

We komen aan in Teheran als het Noroez is, het Iraanse nieuwjaar. In deze tijd van het jaar draait alles om familie. Inwoners trekken massaal naar familieleden die buiten de stad wonen. Teheran lijkt uitgestorven. Een taxi konden we nog wel krijgen. Maar toen hij ons afzette bij ons hostel, wisten we al gauw dat onze verblijfplek potdicht zat. Het hostel was omgeven door bouwsteigers. En verder niemand in de buurt: het is immers nog steeds nieuwjaar.

En in een uitgestorven stad, met cafés en winkels die dus ook niet geopend zijn, wisten we niet goed wat we moesten doen. Maar gelukkig was daar Hossein. Hij zat al een poosje toe te kijken vanuit zijn grijze Peugeot 206, terwijl wij een beetje dom om ons heen keken. We zagen er vast hulpeloos uit.

Iraanse gastvrijheid

Nadat we uitlegden dat we geen slaapplek hadden en ook niet moesten weten hoe we daaraan moesten komen, nodigde hij ons uiteindelijk uit om bij hem te logeren, mocht het ons écht niet lukken om een slaapadres te vinden. Hij belde wel eerst even zijn moeder om te vragen of dat wel mocht. Dat mocht, en hij vertelde ons dat ze zo enthousiast was, dat ze meteen eten ging maken voor ons. Zo. Leuk!

We gingen in op zijn aanbod. Zijn uitnodiging is een voorbeeld van de typische Iraanse gastvrijheid die we de afgelopen twee weken al tientallen keren zijn tegengekomen. We hadden al geleerd dat het geen zin heeft om ‘nee’ te zeggen. Dat wordt ronduit als onbeschoft gezien.

Maar -Nederlands als we zijn- deden we dat wel vaak. Behalve dit keer. We naderden het einde van onze reis en we wilden de hele reis al eens bij een local overnachten, om zo echt eens het Iran te beleven tussen de Iraniërs. In zijn Peugeot 206 reed hij ons naar zijn huis. Dwars door miljoenenstad Teheran, waar nog steeds geen mensen straat waren. De wegen waren breed en de meeste gebouwen zien er sfeerloos uit. Beton. Overal.

Bloot, wodka, hoofdstad?

Zijn appartement telt zo’n 35 vierkante meter. Het is onderdeel van een appartementencomplex. Behoorlijk luxe, met parkeergarage voor zijn 206 en zo. Zijn moeder woont een appartement onder hem.

Ik kijk nog wat rond in zijn huisje. Naast de bank en de foto aan de muur, is er nog iets wat me opvalt. Ik zie een salontafel vol met drank! Wodka. Pakken vruchtensap. Nog meer wodka. Ik weet alweer niet wat ik zie. En ze zijn bijna allemaal leeg. ”Ik had een feestje gisteren. Ik voel me ook best brak,” biecht Hossein.

Hij excuseert zich voor de rommel. Maar hij heeft nauwelijks rommel. ”Dan heb je mijn huis nog niet gezien”, grap ik, hoewel ik zelf natuurlijk ook wel weet dat ik nog nooit een grap met zoveel waarheid heb verteld. Ik voel aan alles dat we zijn beland in de hoofdstad, waar alles gebeurt wat eigenlijk niet mag. Op alcohol drinken staat een zware straf in Iran. Dit belooft een bijzonder interessante avond te worden.