Liften door Albanië. Het kon, want wij hadden Jasmijn bij ons. Jasmijn kan verhuizen en boeren en drinken als een kerel. Die wil je er wel bij hebben als je gaat liften. Helemaal als je lift door Albanië, een land dat we in eerste instantie probeerden te mijden door het onveilige imago, maar dat we in tweede instantie niet meer wilden verlaten, zo fijn was het er. En hoe langer we in het land waren, hoe meer we het begonnen te waarderen. Albanië is één van de meest onderschatte landen in Oost-Europa, als je het mij vraagt.
Jasmijn wilde heel graag naar Skrapari, een canyon in het middenzuiden van Albanië. Daar gingen we heen. Een verlaten plek, kwamen we snel achter. En door de bergen ging de zon onder voor we er erg in hadden. Zie in het donker maar eens een juist plekje voor een tent te vinden, in een enorme canyon. Wij hadden op dat moment geen probleem, ik noem het liever een uitdaging. Tot zover de inleiding van mijn nieuwe bliksemsnelle boek: De Verlaten Canyon
Hoofdstuk 1: Vervoer regelen
Vanaf het stadje Berat moesten we in Skrapar zien te komen. Dat ging redelijk soepel. We wilden rond 11 uur al vanaf Berat met een busje naar Skrapar, maar eenmaal aangekomen op het stationnetje wist niemand hoe laat het busje ging. Dat werd dus een gokje. Maar het was lekker weer en onze informanten wisten zeker dat het busje wel echt zou komen, dus we wachtten rustig af op een stoepje. Twee mannen die er ook stonden te wachten gaven ons blikjes Fanta met een rietje. Heerlijk verkoelend. Dat hoefde allemaal echt niet, maar ze wilden het toch echt graag aan ons geven. Rond twee uur in de middag naderde er een busje met ‘Skrapar’ op de voorruit geplakt. Hoezee, daar gingen we!
Hoofdstuk 2: Droog brood en plastic kaas
We hadden afgesproken om één nachtje in de canyon te slapen. We hadden de hele reis een tent met bijbehorende tentstokken en haringen meegezeuld en dat ding zou benut worden ook. De canyon leek ons de ultieme plek om de tent ook eens kennis te laten maken met Albanië. Hoe we precies in die canyon kwamen, en wat de bedoeling was, moesten we eerst even op een rijtje zetten. En vergaderen mag natuurlijk nooit op een lege maag. Het enige eten dat we nog op zak hadden, was uitgedroogd brood en en wat plastic plakjes kaas en plastic ham als beleg. En nu wil ik niet verwend overkomen, want normaal eet ik alles. Maar ik kreeg dat echt met geen mogelijkheid weg. De verpakking leek me nog smaakvoller dan de kaas. Dus: in de bewoonde wereld aten we nog wat. Vlees, machtig lekkere groente en aardappels. Zoals dat een echte Hollander betaamt. En natuurlijk Amstelbier, want daar zijn ze in Albanië helemaal gek op. Bovendien op elke hoek van de straat verkrijgbaar.
Hoofdstuk 3: Een brug met gaten
Na het eten liepen we de canyon in. De canyon zelf was erg diep en in de verte zagen we de bergen. Het was wel duidelijk dat we de bewoonde wereld achter ons lieten. We zagen helemaal niemand meer. Ook lantaarnpalen of andere bronnen van licht, de maan uitgezonderd, leken opeens van de wereld verdwenen. Omdat de zon snel zakte, moesten we snel een slaapplek zien te vinden. Aan de overkant van de rivier konden we makkelijk dalen, maar daar stonden we wel erg op de kijk. Wel zagen we vanaf de overkant een mooi plekje aan de andere overkant, dus we gingen weer terug. UIteindelijk zijn we toch maar steil naar beneden gedaald. Eerst de tassen laten zakken, om vervolgens zelf voorzichtig naar beneden te klauteren en het laatste stukje te springen. Daar zetten we onze tent op. Goed getimed: een uur later was het al donker.
Hoofdstuk 4: Opzoek naar een vluchtplek
We hoorden de rivier en verder helemaal niets. We bliezen onze luchtbedjes op, installeerden de slaapzakken en zetten onze chillknop aan. Veel meer deden we niet. In de slaapzak zaten we buiten aan de rivier. Daar zongen we de beste Kinderen voor Kinderenliedjes en Marco Borsato, terwijl de sterren aan de blote hemel ons uitzicht voor de bonte avond verzorgden.
We zaten onder de brug, waar ondanks de gaten gewoon auto’s overheen reden. Toen de eerste auto van tegengestelde richting de brug op kwam rijden, verlichtten de koplampen onze tentplek. Dat vonden we minder leuk. Het had zomaar gekund dat er één of andere freak in de auto zat. Mocht freak bedenken om ons te bespringen, dan konden we geen kant op. Paspoort en geld grijpen en hollen, dat snapten we zelf ook wel. Maar er was natuurlijk alleen maar water, dus wij stonden vast. Het enige wat we konden doen, is muisstil achter onze tent schuilen, dus dat deden we elke keer als er een auto over de brug reed. Verstoppertje spelen en dan heel sneaky achter een lantaarnpaal gaan staan, een beetje dat idee.
Hoofdstuk 5: Ochtend in Skrapar
De nacht hebben we goed overleefd. Rond een uur of zes werden we wakker. Het was alweer aardig warm en aan de overkant van de rivier liep een kudde geiten en een paar koeien. Hoe geweldig is dat?! Wakker worden naast de rivier, in een diepe canyon en verder helemaal niemand. Bij daglicht konden we echt goed zien waar we ons eigenlijk bevonden. Het was nog groter dan het gisteren in de schemering leek. In de rivier probeerde ik me wat te wassen en daar aten we een lekker broodje zonder plastic kaas. Een paar Italiaanse mannen met verrekijkers en notitieboekjes kwamen bij ons staan. Schijnbaar ingenieurs die de bruggen hier moesten controleren. ‘Onze’ brug met gaten moest er ook aan geloven. Hij schudde zijn hoofd: ‘verschrikkelijk slecht,’ was zijn conclusie. ‘Dat die nog niet is doorgezakt’. Gelukkig niet, dacht ik. Toen ik mijn natte handdoek pakte, vroeg ik me af of het geregend had. Dat was niet het geval. Pas toen zagen we in dat we behoorlijk de sjaak waren geweest als het wel had geregend. We zaten potverdorie in een canyon. Daar kan het water niet weg. Nou ja, goed. We leven nog steeds. En we zijn niet bestolen, besprongen of betoverd. Nog steeds niet. Ik voelde me nooit onveilig, waar we ook waren. Een paar dagen lang hebben we ons overgeven aan de Albanese bevolking en alle vooroordelen die ik had, zijn omgevormd tot mooie ervaringen. Of we nou in een viersterrenhotel, ergens op een vergeten tankstation of gewoon in een eeuwenoud stadje waren, ik heb me nooit onveilig gevoeld. In derde instantie is dit gewoon een prachtland.